Voedselbank kan niet zonder vrijwilligers

‘Het minste wat ik kan doen’
Augustus 2013 ‘Als ik met twee volle boodschappentassen voor de Pax Christi sta, ja, dan kijk ik soms omhoog’, vertelt de Rotterdamse René – 010 op zijn knokkels getatoeerd – als hij met zijn drie-jarige zoontje de parochiekerk aan de Mathenesserdijk verlaat. ‘Ik ben niet gelovig, maar dan bedank ik mijn moeder, en denk ik aan de zegening die ik eens kreeg in de kerk.’ René, een dunne kale man met maar één voortand, is een van de bijna zeventigduizend Nederlanders die hun magen vullen met eten van de Voedselbank.

In heel Nederland zijn inmiddels honderdveertig uitgeefpunten, die samen jaarlijks achtduizend ton voedsel verdelen. Het zijn oprichters Sjaak en Clara Sies en de leveranciers die dit mogelijk maken, maar niet zonder de inbreng van duizenden vrijwilligers

‘Ik leef in stress en onzekerheid’, vertelt René. ‘Mijn zoontje gaat straks naar school, hij zal het heel goed doen. Ik wil het beste voor hem, maar met twintig euro per week is dit heel moeilijk. Zonder de Voedselbank red ik het niet.’ René was leidinggevende bij reinigingsbedrijf Roteb, maar net als vele anderen is hij zijn baan kwijtgeraakt. Van accountants tot betonleveranciers, het kan iedereen overkomen.

Lopende band
Keilestraat 7, de eerste Voedselbankloods. Iedere donderdag stroomt de loods tegen negen uur ’s ochtends vol met vrijwilligers die samen in drie uur tijd zo’n 3200 kratten met voedsel vullen. Voedsel dat eerder gratis is binnengekomen, dat anders zou zijn vernietigd. In de loods staat de besnorde Hans aan de kop van de 25 meter lange lopende band. Met grote handschoenen tilt hij lege blauwe kratten op de band. Aan het einde staan Arthur en Eduard. Zij tillen de volle kratten eraf. Tussen Hans en de twee jongere mannen staan zo’n zestig mannen en vrouwen. Allemaal hebben ze voornamen, aan achternamen wordt hier niet gedaan.

Ze vullen de kratten met halfbevroren broden van gisteren. Met Mona-toetjes, chocoladekoeken en potten Molukse sambal. Er gaan kroppen ijsbergsla en andijvie met bruine plekjes in, en wasabikrackers die blijkbaar niet in de smaak vallen bij het supermarktpubliek. Maar ook mooie gele meloenen, eetrijpe avocado’s en felroze blikken Dora-knakworstjes.

Terug bij God
De Voedselbank bestaat op de kop af elf jaar. De Rotterdamse oprichters Clara en Sjaak Sies hebben iets ongelooflijks opgebouwd: een bank die niet valt, maar groeit. Het begon in Rotterdam en omgeving met dertig gezinnen die een kratje aan huis kregen. Nu is het voor zo’n 3.200 gezinnen de enige manier om zowel te kunnen eten, als achterstallige huur en hoge schulden te betalen. In 1986 ging de bloemenzaak van Sjaak Sies failliet. Zijn vrouw Clara had gezondheidsproblemen. Al snel zaten ze thuis met hoge schulden, geen inkomsten en veel schaamte. Wilden ze overleven, dan moesten ze aankloppen bij sociale instanties. Met veel moeite kregen ze een uitkering. Als alles voorbij was en ze weer zelf voor hun vier dochters konden zorgen, zouden ze andere mensen gaan helpen.

Clara wist zeker: je kunt als je ervoor knokt weer op eigen benen staan, en ik kan dat laten zien. Het geloof in God heeft Clara en Sjaak gesterkt, ze willen er zijn voor iedereen. En dat lukt ze. Wekelijks leven zo’n 27.000 Nederlandse gezinnen van de kratten. Het is voor Clara zeker niet het belangrijkste doel, maar als ze hoort dat de klanten God terugvinden wordt ze daar erg blij van: ‘Het zijn de gesprekken bij de uitgeefpunten, het gevoel dat je niet alleen bent en dat het goed zal komen.’ 

Overtuiging
De Voedselbank heeft het de laatste maanden wat zwaarder. Leveranciers denken beter na over hun voorraad en hoeven minder weg te gooien. Het aantal klanten van de Voedselbank blijft stijgen. Het aantal vrijwilligers gelukkig ook. In de loods werken voornamelijk vrijwilligers die gestuurd zijn door de sociale dienst. Velen van hen gaan nooit weg zonder een goedgevulde tas met eten. Maar allemaal vinden ze het fijn om te doen, ze werken voor hun eten en ontmoeten gelijken. Er zijn in de loods ook vaste vrijwilligers zoals Amy, Tecla en Ted die genoeg geld hebben. ‘We zijn gepensioneerd’, vertelt Amy, ‘we helpen graag een ander, maar komen ook voor de gezelligheid.’ 

Enkele uren na de hectiek in de loods, vullen de eerste “klanten” van de bank hun boodschappentassen bij een van de vele uitgeefpunten, zoals de Pax Christi-kerk aan de Mathenesserdijk. Pax Christi was het eerste uitgeefpunt van Rotterdam. Net als bij andere uitgeefpunten, vaak kerken, werken hier flink wat vrijwilligers. Een deel uit pure overtuiging, zoals Richard van de Surinamer kerk die bij Pax Christi klanten helpt met het vullen van hun boodschappentas: ‘dit is wel het minste wat ik kan doen voor mijn medemens.’ Maar lector Lenie gelooft hierin: ‘Overtuiging of niet, het moet wel in je zitten. Het zit in Richard, het zit in mij. We willen anderen helpen, dat geeft ons voldoening’.<

Het verhaal Dit verhaal heb ik geschreven voor Tussenbeide, een blad dat wordt uitgeven door Bisdom Rotterdam. Een pdf van het verhaal is te vinden op de website. Alle foto’s zijn gemaakt door Peter van Mulken.

Geef een antwoord